Homepage / Al het nieuws / Iedereen gelijk voor de wet! Maar wat doen tegen valsspelers?

Presse

Iedereen gelijk voor de wet! Maar wat doen tegen valsspelers?

De mededinging is vrij. Elke onderneming mag proberen om de klanten van een andere onderneming te benaderen en ‘af te snoepen’. Dat is niet anders tussen franchisenemers en concurrerende franchiseketens. Het ‘slachtoffer’ moet dat niet terecht of fijn vinden, en mag van oordeel zijn dat zijn product eigenlijk beter is. Dat zal doorgaans niet veel baten. Elke onderneming heeft de wetten van vraag en aanbod te ondergaan. The customer is always right, in matters of taste.

 

Anders is het echter wanneer de concurrent de spelregels niet naleeft. De mededinging is slechts vrij in de mate zij ook eerlijk verloopt. Te denken is aan het geval waarin een in de buurt gevestigde franchisenemer van een andere keten de solden- en sperperiodes niet respecteert, verkoopt met verlies, de wettelijke sluitingsuren of wekelijks rustdag niet in acht neemt, agressieve of misleidende handelspraktijken hanteert, een loopje neemt met de regels voor etikettering of bescherming van persoonsgegevens, consumenten ongeoorloofde vergoedingen aanrekent bij wanbetaling (cf. boek XIX WER), beroep doet op zwartwerk en sociale dumping, prijsafspraken maakt met (andere) concullega’s … of de kantjes er anderszins afloopt om een (onrechtmatig) concurrentieel voordeel te verwerven. Hetzelfde geldt voor een franchisegever die, bijvoorbeeld, zijn precontractuele informatieverplichtingen niet nakomt, vaste of minimumverkoopprijzen oplegt, onrechtmatige bedingen hanteert of onterecht doet uitschijnen dat hij de Europese deontologische erecode inzake franchising naleeft.

 

In sommige gevallen kan een klacht bij de bevoegde autoriteit soelaas bieden. Via een bijzonder Meldpunt kan elke onderneming desnoods anoniem inbreuken melden bij de Economische Inspectie. De Economische Inspectie houdt toezicht op de naleving van de economische reglementering. Haar opdracht omvat onder meer de handhaving van de eerlijke mededinging en een level play field door het opsporen, vaststellen en vervolgen van inbreuken inzake consumentenbescherming, eerlijke concurrentie en economische fraude. Dit kan leiden tot sancties, waaronder een administratieve geldboete of zelfs strafrechtelijke vervolging. Er is ook een specifiek “Meldpunt voor Eerlijke Concurrentie” voor gevallen van sociale fraude. De Belgische Mededingingautoriteit (BMA) vervolgt mededingingsbeperkende praktijken, zoals kartels en misbruiken van machtspositie. Zij grijpt in op eigen initiatief of op verzoek van klagers zodra er op een markt sprake is van concurrentievervalsing (bv. kartels en prijsafspraken). Een soms verrassend aantal economisch-rechtelijke bepalingen wordt ook strafrechtelijke gesanctioneerd (zie bv. art. XV.83 e.v. WER). Ook een klassieke strafklacht of aangifte bij de politie kan dan een optie zijn.

 

Een belangrijk nadeel is dat dergelijke klachten niet steeds even voortvarend worden opgevolgd als de klager misschien zou willen. De klager heeft er ook niet altijd zicht op wat er met zijn klacht gebeurt. Het kan voor de gegriefde franchisegever- of nemer dan een optie zijn om zelf naar de rechtbank te stappen.

 

Luidens artikel XVII.1/4 WER stelt de Voorzitter van de ondernemingsrechtbank het bestaan vast en beveelt de staking van een zelfs onder het strafrecht vallende daad die een inbreuk uitmaakt op de bepalingen van dat wetboek. Dat is op zich al erg ruim. Het WER omvat al een groot deel van de economische regelgeving, bv. inzake consumentenbescherming, reclame en verkoop met verlies. Artikel XVII.2 WER breidt dit nog verder uit naar welbepaalde inbreuken binnen en buiten het WER, zoals verboden terbeschikkingstelling van werknemers, de niet-naleving van CAO’s of de niet-naleving van de bepalingen betreffende de openingsuren. Naar alle andere bepalingen buiten het WER is eenvoudig een brug te leggen via artikel VI.104 WER (“Verboden is elke met de eerlijke marktpraktijken strijdige daad waardoor een onderneming de beroepsbelangen van een of meer andere ondernemingen schaadt of kan schaden.”). Vermits elke inbreuk op gelijk welke wettelijke of reglementaire bepaling geacht wordt strijdig te zijn met de eerlijke markpraktijken, betekent dit dat elke andere onderneming de staking ervan kan vorderen. Dit geldt ook voor praktijken die geen schending uitmaken van een specifieke wettelijke bepaling, maar wel onverzoenbaar zijn met hoe een onderneming zich behoort te gedragen, zoals het aanzetten van andermans klanten tot contractbreuk. Evenmin is vereist dat de inbreuk opzettelijk gebeurt, al kan dat wel een constitutief element zijn om tot een strafrechtelijke inbreuk te besluiten. Voor de stakingsvordering volstaat het dat de eisende onderneming in zijn rechtmatige beroepsbelangen kan worden geschaad.

 

In de regel zal de voorzitter het bestaan van de overtreding vaststellen en de staking bevelen onder verbeurte van een dwangsom. Desnoods kan de overtreder een (korte) periode worden toestaan om een einde te maken aan de inbreuk (art. XVII.3 WER). Uitzonderlijk kan de Voorzitter toestaan dat zijn beslissing of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt. De Voorzitter kan ook, onder dezelfde voorwaarden, de publicatie van een rechtzetting bevelen. Deze maatregelen van openbaarmaking mogen evenwel slechts toegestaan worden indien zij er kunnen toe bijdragen dat de gewraakte daad of de uitwerking ervan ophouden. (art. XVII.4 WER). Het mag niet louter gaan om (morele) genoegdoening. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, d.i. ongeacht een eventueel hoger beroep en zonder borgtocht. (art.XVII.6,§1 WER)

 

Het ene en het andere verklaren waarom de stakingsvordering een zowel effectief als efficiënt middel is om concurrentieverstorende inbreuken op (economische) regelgeving te doen ophouden. Het enige wat de Voorzitter niet vermag is (financiële) schadevergoeding toekennen. Ook een eventuele publicatie of rechtzetting mag niet met dat (loutere) doel worden toegekend (zie hoger). Om schadevergoeding te bekomen zal de geschade onderneming de bevoegde bodemrechter moeten vatten. Die stap is in se relatief eenvoudig. Vermits de Voorzitter de fout al heeft vastgesteld, moet enkel de concrete omvang van de geleden worden aangetoond. Niettemin wordt die stap vaak niet gezet. Het is in de praktijk niet zelden erg moeilijk om die persoonlijk geleden schade te begroten. Indien de vordering tijdig werd ingesteld, is die er zelfs niet. Een reële dreiging van schade volstaat (zie hoger). De Belgische rechters kunnen de verschuldigde schadevergoeding naar billijkheid ramen (ex aequo et bono), maar staan er niet om bekend hoge bedragen toe te kennen en zullen geen zgn. punitive damages opleggen.

 

 

Dave Mertens  –  SCHOUPS